Terug naar Dharmoebe.nl

 

 

 

17 december 2013, door Ad van Dun.

De legitimatiemythe

In werkelijkheid wordt er niets overgedragen; de leerling moet eenvoudigweg realiseren wat al aanwezig is, namelijk datgene wat men "de wijsheid die geen leraar heeft" noemt.[1]

De koers van mijn eigen weg is geen conventionele geweest. Dat heeft veel onzekerheid met zich meegebracht, voor mezelf en voor mijn tochtgenoten. Onderstaande overwegingen helpen hopelijk weer een beetje om te komen tot kwalitatief, betrouwbaar handelen.

Je leven bewandelen als een integrale oefenweg, als totaalbestaan, is niet eenvoudig.
Bewustwording is een precaire onderneming: afleiding en waan liggen op de loer, vertekening is mogelijk, belangen zijn voelbaar, aanbod is verleidelijk - en waar ligt het feitelijk gezag nou in dit alles?

Zijn we blindgangers of gidsen?
Is mijn leven niks anders dan een spelletje, een van de vele vaardigheden, gewoontes, hobby's, invullingen? Ben ik dan gewoon maar wat vlotweg aan het vegeteren?
Of bestaat er écht zoiets als waarheid en is verwerkelijking hier en nu mogelijk?
En waarom is bewustwording nou zo belangrijk? Wat is dan die blindheid van mij precies, want hoe weet ik nou als blinde dat er een completere werkelijkheid is?
Men zegt wel: 'Het besef van onwetendheid is het begin van wijsheid', maar hoe kan ik als blinde beseffen dat ik blind ben?

Onzekerheid

De ongewisheid van een geconditioneerd, individueel bestaan zorgt voor een onopgeloste, onrustige en ingewikkelde beleving: creëer ik een mythe, of belichaam ik werkelijkheid?
Als mijn leven niet overbodig maar werkelijk zinvol is en als ik ten diepste alle zoeken wil maken tot een vinden, dan is het antwoord op die vraag mij iets liefs waard.

Intussen ben je zonder het te beseffen al op weg gegaan, op zoek naar waarheid, en onderweg ben je allerlei verschillen tegengekomen: illusie en werkelijkheid, bedrog en oprechtheid, kleinheid en grootheid.
Bewust je afwegingen maken en kiezen tussen die verschillen heeft je als onderzoeker-beoefenaar geleerd om stap voor stap steeds directer en betrouwbaarder gebruik te maken van je eigen vermogens: illusies loslaten, waarheid toelaten.

In de regel voelt het inspirerend en verrijkend voor een mens om de spirituele weg aan te gaan. Met bewustwording stroomt zuiverheid en kracht in onze identiteit.
Spiritualiteit blijkt heilzaam te werken - het heeft zelfs aanwijsbaar therapeutische waarde en functie - maar naarmate we rijpen in dit oefenen verloopt het zoeken steeds preciezer en bewuster, je wordt kwalitatief steeds veeleisender.
Want deze weg mag wel allerlei vruchtbare effecten hebben, de grondvraag die ons deed starten laat zich niet zo eenvoudig beantwoorden: ben ik mythe of werkelijkheid?
Is mijn dagelijkse doen en laten gebaseerd op aannames en beeldvorming of op bewuste beleving? Hoe vind je de juiste levenshouding, hoe vind ik rust en tegelijkertijd vervulling in de steeds wisselende omstandigheden?

Het wordt me stilaan duidelijk: zolang ik nog houvast hanteer en twijfel ervaar, zolang er nog vragen rijzen over mezelf, heerst er geen werkelijke rust en helderheid en ben ik dus niet klaar. Uiteindelijk besef je dat alle zelfonderzoek en oefening neerkomt op een natuurlijk, oprecht jezelf zijn. En de wijsheidstradities leren ons dat dit niets minder betekent dan totale inzet en overgave, groot vertrouwen in mezelf en in het leven, direct inzicht in alle samenhang, open bereidheid tot omgaan met alles, een diep vermogen tot aanvaarden en een even diep vermogen tot loslaten.

Betrouwbaar onderricht

Hoe vind ik zo'n diepgang, zo'n definitieve kwaliteit van leven?
Door me te verbinden met wijsheidsonderricht, want zonder inbreng van wijsheid zal blindheid me blijven dichtmetselen en gevangen houden in concepten van "wereld" en "ik" - terwijl gebruikmaken van inspirerend onderricht, herkenning ervan en identificatie ermee, de brug kan slaan naar vrijheid en echtheid.

Maar wat is betrouwbaar onderricht?
Hoe kan ik, onwetend en door waan bevangen, oordelen over betrouwbaarheid?

Er zijn twee antwoorden:

  • in ieders hart leeft een kern van waarheid, je ware aard, als een niet stuk te krijgen diamant (wensvervullend juweel, cintamani) die door geen enkele waan beïnvloed wordt en nooit vertekend is door welke conditionering dan ook; deze kern is je grondpotentieel, je kompas.

  • het verlangen naar volheid en echtheid, naar bewustwording en verwerkelijking, is ons oudste verlangen, onze meest romantische "waan"; als we dan al geen keuze zouden hebben en veroordeeld zijn tot illusie, dan volg ik verstandigerwijs mijn hoogste ideaal en troost, dan geloof ik oprecht in mijn meest inspirerende droom.

Beide ingangen zullen uiteindelijk dezelfde uitkomst brengen.
Mijn grootste verlangen is de echo van diep menselijke hartskwaliteit, mijn hoogste ideaal geeft me de kracht voor de grootste ontnuchtering, voor definitief ontwaken.

Concreet nu: waar vind ik onderricht?
Bij leraren, bij mensen die dit verhaal uit eigen ervaring kennen en belichamen.
Dus ga je lezen en proeft in de woorden de liefdevolle wijsheid van de schrijver. Of je gaat luisteren en hoort de liefdevolle wijsheid van de spreker. Of je ontmoet iemand en je voelt de liefdevolle wijsheid van andermans hart. Of ook ga je bij jezelf te rade op stille momenten en herkent er eenzelfde motief.

Dit is wat ons kleine ik opent, dit verbindt ons met wat we kunnen zijn.
In de juiste omgeving (kalyanamitra: goed gezelschap) voel je: via deze ingang kan ik leren en groeien, deze verbinding is vruchtbaar, zonder afgeleide belangen, zonder extra's.

En zo begin je feitelijk te oefenen, dat wil zeggen, je gaat de visie die jou aanspreekt toepassen in de zintuiglijke, fysieke praktijk.
Geest, adem en lichaam worden hersteld in hun natuurlijke samenhang, innerlijke kwaliteit gaat getoetst worden aan alle uiterlijke functionaliteit van werk, familie, lichaam.
Woord en daad, als organische eenheid, vallen samen.

Zo rijpt de beoefenaar, zo leer je werken vanuit je innerlijk potentieel, temidden van alle desoriënterende omgevingscondities.
Maar is hiermee de zaak geklaard? Heerst er afheid nu?
Of is er nog iets anders nodig, ontbreekt er nog iets?
Heeft jouw weg geen bevestiging, geen borging, geen afronding nodig?
Heb je voldoende aan de volheid van je dagelijks heilzaam oefenen? Of vermoed je de mogelijkheid van een diepere geruststelling, de noodzaak van definitiefheid?

Definitieve oriëntatie

Het onderricht spreekt bijvoorbeeld van onvoorwaardelijkheid en transcendentie.[2]
Je hoort termen als leegte, het ongeborene, eenheid, hartsbewustzijn... gesneden koek?
En kijkend naar de wezenlijke aspecten van je bestaan, ben je dan wel voldoende vertrouwd met sterfelijkheid, met eenzaamheid en onzekerheid?
Zijn de vele wisselende behoeften al vervangen door stabiele tevredenheid?
Zo niet, dan is er blijkbaar de ruimte om nog verder te gaan, om je nóg grondiger te vestigen, je nóg definitiever op te stellen.

De ultieme uitnodiging van het leven - tevens het zuiverst oefencriterium in dienst van verwerkelijking - luidt: 'niks nodig hebben'.
Niks nodig hebben is een ander woord voor vrij zijn, voor vervulling.
Onderzoek dus eens hoe alle nog-nodig-hebben, alle resterende belangen en behoeftes feitelijk fungeren als vervangend houvast, als aanloop of leermiddel om te kunnen zijn wat je in wezen altijd al bent. Tijdelijke legitimatie dus, op weg naar jezelf zijn, naar de vrijheid die zichzelf bevestigt, "de wijsheid die geen leraar heeft", waar je niets meer hoef tegen te houden of te bevorderen.

Dit leidt tot een interessant inzicht: laat ik voortaan alleen maar nodig hebben wat in staat is mij te bevestigen in wat ik wezenlijk ben, zodat ik kan wennen aan vervulling.
Anders zal de neiging blijven ontstaan om me aan de hand van iets externs te legitimeren, als een oude, steeds terugkerende mythe, voortgebracht door de intuïtieve (en terechte) twijfel over de kloppendheid van een anekdotisch ik dat in oorsprong mythisch van aard is.[3]

Legitimatie is de poging stabiliteit te creëren: ik besta, wees gerust, ik voldoe.
De neiging ertoe manifesteert zich in onze dromen, we projecteren het in beloftevolle perspectieven en de hele wereld is erop gebouwd, op de traceerbaarheid van ieders geest en lichaam, van onze ik-identiteit (naam en vorm, nama-rupa).
Zelfs Boeddha hanteerde diverse beloftes en voorspellingen (vyakarana) ten aanzien van toekomstige realisatie, om zodoende de aanwezige bodhisattva's te bemoedigen tot het toelaten van hun ware aard, hun grond-identiteit die ook boeddhanatuur wordt genoemd.[4]

Zolang wij onszelf niet helder zijn zal de identiteitsvraag ons parten spelen, niet alleen in onszelf maar ook in de interactie met anderen. We zoeken duidelijkheid in alles wat we tegenkomen, we scheppen graag orde, willen weten waar we aan toe zijn: wat voor vlees heb ik in de kuip, kan ik deze persoon, deze leerling of leraar vertrouwen?
Dat is waarom we voortdurend in de weer zijn met namen, concepten, kenmerken, achtergronden, bedoelingen en mogelijkheden.

Relatie leraar-leerling

In de verbinding met een leraar wordt deze vraag op scherp gesteld: dat is juist waar het onderricht voor bedoeld is. Maar niet alleen als leerling word je getoetst op je identiteit, ook een leraar is voortdurend aanspreekbaar (toetsbaar) op zijn of haar identiteit.[5]

In mijn rol als leraar kan ik het verzoek ontvangen me te legitimeren, me te verklaren of te bewijzen. Dan zijn er twee mogelijkheden: de vraag voelt terecht en zinvol, of niet.
Dat wil zeggen, ofwel men vraagt mij naar mijn interne zekerheid en die vraag is zinloos.[6] Oftewel men vraagt mij om hulp in het vinden van de eigen identiteit en dat is wel degelijk zinvol. In het eerste geval negeer ik de vraag; in het laatste geval ga ik erop in en reageer zo goed en zo kwaad als het gaat.

Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als bezoekers meer willen weten over de aanpak en achtergrond van oefening in het algemeen of specifieker van Stiltij. Maar het kan ook veel nabijer spelen als leerlingen hun twijfel projecteren op mij als leraar, omdat ze de betrouwbaarheid van het onderricht willen toetsen dat ze horen of lezen hier.

Zulk betwijfelen is niet ongewenst en valt te verwachten; in zekere zin is het een goed teken want het is niet de bedoeling dat we zomaar alles voor lief nemen.
Maar wat belangrijker is: in ieder van ons huist er structureel een diepe twijfel en argwaan, en dat vormt een hardnekkig obstakel dat overwonnen moet worden richting inzicht en overgave.

Twijfel en argwaan komen voort uit onzekerheid, en juist die onzekerheid, die ongewisheid (ongrijpbaarheid, onkenbaarheid) is onze grote karmische knoop: ik weet niet wie ik ben - en hoe wil ik dan weten wie of wat een ander is?
Je zou kunnen zeggen: het is de toets van een goede leraar dat hij of zij in staat is deze meest fundamentele bestaansonzekerheid te helpen oplossen via permanente, bereidwillige expressie van eigen betrouwbaarheid en zekerheid.

Wie als leerling op deze manier bevrijd wordt van zijn diepste verwarring, zal voorgoed genezen zijn van alle legitimatiebehoefte. Je taalt niet meer naar bevestiging zodra je eenmaal je eigen innerlijke zekerheid hebt gevonden.[7]
Maar er is geen eenvoudig recept voor dit bevrijd worden, elk moment moet ieder van ons dit opnieuw aangaan, uitdrukken en belichamen. Zolang dat niet het geval is, zullen we ons willen profileren, dus blijf ik me vergelijken, intern en extern, in mezelf en via anderen.

Innerlijke strijd

Het onderricht zegt: realisatie is rechtstreeks staan in volheid van leven.
Maar heel onze kleinheid verzet zich tegen deze volheid, tegen definitiefheid en vervulling: het illusoire ik (Mara) wil en kan helemaal niet gelukkig zijn, het vindt zijn voeding en zingeving juist in contrast, in constructies van problematiek en sublimatie, in het koesteren van drama en lijden, van gebrekkigheid en onvermogen en in alle daaruit voortvloeiende compensatie en tegenmaatregelen - daar ligt zijn ontstaan en bestaan, zijn legitimatie.[8]

Verworven condities bewaken en verbeteren, dat is dagelijks werk voor de ik-geest.
Identificatie met anderen, ja zelfs alleen al tolerant of mededogend zijn: het valt ons zwaar.
Al lijken we het interessant en wenselijk te vinden, in wezen zijn we bang voor serieuze verbindingen, voor lange-termijn engagement of eindperspectief, want de eigen identiteit, ons gezag, onze persoonlijke speelruimte en bewegingsvrijheid lijken erdoor op het spel te komen staan.

Vereenzelviging (identificatie) - het serieus nemen van onszelf en onze idealen - kost ons, beoefenaars, de nodige moeite. En al helemaal waar het de identificatie met een leraar betreft, want die fungeert als spiegel van onszelf en dat confronteert ons rechtstreeks met onze onwil om te erkennen dat we niet af zijn, dat we zelfkennis ontwijken, dat we hulp kunnen gebruiken, dat we niet verschillen van anderen, dat we ons best moeten doen, etc.

Ter compensatie van de moeite om je eigen existentiële (innerlijke) betrouwbaarheid te vestigen zoek je al gauw extern naar legitimatie in de wereldse sfeer van sociale (uiterlijke) herkenbaarheid. Valt de existentiële eigenheid waar spiritualiteit naar verwijst ons te lastig, dan biedt sociale herkenbaarheid alternatieve mogelijkheden voor acceptabele identiteit: opleiding, achtergrond, context, netwerk, etc. In religieus-sociaal verband beweeg je je dan richting instituten, overdracht, formules, liturgie en ceremoniën.

Dit is niet het meest eenvoudige, meest rechtstreekse bewandelen van de Weg, het is niet de directe, onvoorwaardelijke hartsverbinding met het onderricht.
Maar hiermee is niet gezegd dat deze meer formele elementen niet bruikbaar zouden zijn. Integendeel, alle hulp is zeer welkom en zolang ondersteuning zinvol is en de toetsing door onvoorwaardelijkheid en transcendentie te ver weg voelt, biedt dit materiaal concrete, leerzame verbindingsmogelijkheden. In een later stadium zal de gelouterde, belangeloze beoefenaar er zelfs een rijke bron van devotie en expressie in kunnen vinden.

Tweevoudig terrein

Samenvattend: legitimatie is te vinden zowel op intern als op extern vlak, privaat en publiek. Beide terreinen, spiritualiteit (dharma) en zintuiglijkheid (karma), hebben elk hun eigen mechanismen en wetmatigheden. Je zoektocht verleggen van dharmagebied (existentiële betrouwbaarheid) naar karmagebied (sociale herkenbaarheid) is niet zonder risico's.[9] Laten we daarom beide terreinen nog wat concreter schetsen:

  • De publieke legitimiteitsvraag luidt: wat bepaalt of iemand op de juiste manier een spirituele weg beoefent en die weg op de juiste manier uitdraagt?
    In hoeverre is lidmaatschap van een organisatie relevant?
    Wanneer mag iemand tot een organisatie behoren?
    Kan een organisatie aanspraak maken op "juistheid" of zijn er binnen een discipline meerdere interpretaties (dus ook organisaties) mogelijk?
    Zo ja, relativeert dit de eigen criteria niet behoorlijk, tenzij je aanspraak meent te mogen maken op superioriteit?

  • Dan zijn er ook "overgangsvragen" richting het tweede, het private terrein: wat geeft iemand het recht en gezag om de naam Zen of Aikido te hanteren als aanduiding van zijn of haar oefenweg?
    Moet je als organisatie en/of leraar niet voldoen aan bepaalde criteria: lidmaatschap van een traditie, erkenning door een leraar, hanteren van gangbare methodes en symbolen?
    En zelfs al beroep je je vanwege alle gebleken misbruik en falen op het feit dat al die dingen geen garantie voor kloppendheid vormen, geeft jou dat dan een vrijbrief voor willekeurige invulling?

  • Tenslotte zijn er de werkelijk innerlijke, niet wereldse identiteitsvragen die onze weg op het meest elementair niveau legitimeren[10] en die losstaan van elk maatschappelijk nut, maar puur geboren zijn uit existentiële nood: welk perspectief is er voor mij, wat wekt vertrouwen en schenkt zingeving, welke methode kan ik het beste gebruiken, met welke leraar of school voel ik affiniteit, hoe kan ik me concreet inzetten in het dagelijks leven, wat is effectief oefenen etc.

Waarheidsliefde

De grondoorzaak die ons doet zoeken naar legitimatie is het vervreemd zijn van onszelf en de nood die daaruit voorvloeit, namelijk lijden aan egoïsme. De oplossing hiervoor is te vinden in oprechte oefening, in bewustwording en belichaming van wijsheid.
Daadwerkelijke verwerkelijking zal uit zichzelf duidelijkheid schenken: 'In de bevrijde geest rijst de kennis op dat hij bevrijd is.'[11]
Vanzelfsprekende, d.w.z. niet geconstrueerde kloppendheid maakt bevestiging overbodig. Waarheid heeft geen legitimatie nodig, het leven heeft geen boodschap aan ons commentaar: 'De werkelijkheid hoeft niet nóg een keer werkelijk gemaakt te worden' (Suzuki-roshi). Maar als persoon of samenleving kunnen we tijdelijk gebaat zijn bij gebruikmaking van bevestiging of houvast (legitimatie).

Je heilzaam identificeren met het onderricht als spiegel van je innerlijk potentieel is noodzakelijk, wil je de ego-waan wijselijk doorbreken. Maar tegelijkertijd moet dit instrument heel helder doorzien en heel bewust gehanteerd worden, alleen al om onafhankelijke authenticiteit van de leerling te waarborgen.
De leraar leert de leerling zichzelf te zijn en dat is wat deze laatste gaat beseffen en ervaren. Het is aan de leraar om in dienst hiervan te bepalen welke vormen van didactische of ceremoniële aard bruikbaar zijn.[12]

In absolute zin delen leraar en leerling eenzelfde waarheidsbesef en die waarheid laat zich niet grijpen of benoemen zelfs. De onpersoonlijke aard en gemeenschappelijke kwaliteit daarvan (dharmische eenheidswerking) is altijd aanwezig en permanent werkzaam, wordt dus niet op enig moment speciaal aangebracht maar wordt eenvoudigweg steeds kernachtiger en steeds vollediger toegelaten, als een natuurlijke scholing in overgave.

Wat in essentie nodig is, is verbinding maken met de Dharma.
Alleen dharmagezag is in staat egogezag te overwinnen. De leraar belichaamt deze verbinding, maakt verbinding dus mogelijk. De vorm die dit contact aanneemt kan verschillen op grond van de karmische omstandigheden bij de leerling: heeft hij of zij eerder blijvende aanvaarding (langdurig) of slechts eenmalige bevestiging (kortstondig) nodig? [13]

Overgave

Dharmische noodzaak bepaalt het verbinding aangaan en karmische rijpheid bepaalt de vorm die dit aanneemt.
Te rade gaan bij een leraar en oefenplek die jij vertrouwt en op enig moment enkel uit waarheidsliefde definitief voor leerlingschap kiezen, hoort van oudsher bij de oefenweg.
Een oprechte, rijpe leerling zoekt hierin geen legitimatie, enkel waarheid.

Dat is ook de maatstaf die hij of zij hanteert naar de leraar toe: geen goedkope bevestiging alsjeblieft, geen troost of zoethoudertjes - laat me voelen wie ik ben, wat leven is.
Zolang er een grondig gevoed worden plaatsvindt, zal de verbinding vruchtbaar werken en zul je als leerling vanzelf toenemend waardering krijgen voor het onuitputtelijk potentieel van bodhisattvaschap, en vertaald naar je leraar en leraren, toenemend liefde voelen voor hun - materiële of immateriële - aanwezigheid.[14]

Het is als met de adem: als je je overgeeft aan de adem, zal de adem jou gaan ademen.
Zo geldt dit ook op het meest verfijnd niveau voor bewustzijn: als je je overgeeft aan pure aandacht (hartsbewustzijn), zal bewustzijn jou gaan "wusten", "vergewissen", "bewijzen": letterlijk "wetend maken", bewust maken dus.

Naarmate dit voelbaar wordt ga je ontspannen, open je je, weet je je gedragen door de intrinsieke, subtiele zelfwerkzaamheid van het leven: je leert achterwaarts leunen.
Maar zolang er in ons geen groot, onvoorwaardelijk vertrouwen heerst, zolang overgave onbegrepen blijft en zelfs als bedreigend wordt gezien, zullen wij, arme egogevangenen en wereldslaven, druk bezigblijven met ons legitimeren en "waarmaken".

Angst en onbegrip domineren onze wereldse geest, anders zouden we heel wat meer vertrouwen hebben in onze innerlijke kwaliteit (spiritualiteit) en veel lichter omgaan met voorbehoud en houvast.
Maar ach, weerspiegelt die wereldse geest niet ons meest perifere, meest vluchtige aspect en levert het niet vooral karmisch leermateriaal, bewustwordingsmateriaal?
Gelukkig is er op de achtergrond, op de bodem van ons bestaan, altijd de centrale werking van onze ware aard, de dharmische werkelijkheid die onze identiteit bepaalt.

Daarmee heb je als waarheidsdienaar (bodhisattva) alvast één zorg minder.



NOTEN


[1] John Daido Loori: The true Dharma eye; Zen master Dogen's three hundred koans. Boston 2005, p. XXV

[2] De Boeddha zei: 'In datgene wat ligt voorbij vorm, gevoel, denken, wens en besef [skandha's] is er geen enkel onderscheid meer te vinden. Dat bezorgt bodhisattva's een grote moeite: zonder de moed te verliezen mediteren zij op die vredige verschijnselen; [ondanks het feit dat deze verschijnselen feitelijk niet waar te nemen zijn, nooit vastgesteld of gegrepen kunnen worden] zijn zij vastbesloten om op deze manier al die verschijnselen [dharma's] volledig te begrijpen.' (Conze, Edward: The large sutra on perfect wisdom. Berkeley 1975, p. 369)

[3] Vanuit profaan oogpunt heeft "mythe" de betekenis gekregen van "onbeduidend", "niet bestaand", d.w.z. zintuiglijk niet relevant. Maar vanuit innerlijkheid bezien staat "mythe" voor onze verbinding met het universum, onze goddelijke inborst. Wat we "intuïtie" noemen is de werking van mythisch bewustzijn in ons: "oerbesef"; ook ons "geweten" verwijst daarnaar. In de zentraditie kennen we de term "prajna": intuïtieve (transcendente) wijsheid.
Onze identiteit, ons ware zelf, is mythisch verankerd in het mysterie van leven en dood, komen en gaan.
Elk moment zijn we levende schepping. Het is dus de legitimatie-impuls, de néiging om onszelf te legitimeren die onbeduidend is en valse mythe schept; ons bestaan zélf wortelt in het grote mythisch vermogen van onze geest.
Legitimatie is overbodig; niet omdat het onmogelijk zou zijn of niks oplevert, maar omdat er al in voorzien is.

[4] Zie bijvoorbeeld Lamotte, Etienne: Suramgamasamadhisutra. Delhi 2003, p. 179 e.v.

[5] De vraag naar legitimatie zal vanuit de wereld altijd blijven komen - omdat daar immers nergens enige echte eigenheid te vinden is. Een leerling is deels nog een wereldling (karmisch gestold) en zal die vraag dus in zichzelf voelen spelen; als leraar daarentegen ben je voldoende bewust geworden (dharmisch gesmolten) om te kunnen opereren vanuit het antwoord.

[6] Ieder dient zijn eigen zekerheid te vinden en innerlijk vertrouwd te raken met "leegte", het niet-ontstaan der dingen (anutpattikadharmakshanti), dus ook met het niet-ontstaan van leegte. Er is niemand die voor mij de Weg kan bewandelen, niemand kan zingen uit andermans hart. Leraren wijzen slechts de juiste richting en tonen aan dat er een oplossing is voor deze vraag, zij belichamen het antwoord. (zie ook noot 3)

[7] In de Dharma laat zich niets legitimeren, oprechtheid is hier de enige garantie. Maar zodra je anderen zult gaan helpen als bodhisattva kan de vraag naar gezag en juistheid zich voordoen. Dan is een certificaat of symbool of netwerk etc. mogelijk bruikbaar als middel [upaya] om eigen of andermans twijfel te verhelpen, zoals ook het vermogen tot belangeloos aanpassen en transformeren daaraan bijdraagt: begrijpelijke taal, een toegankelijke plek aanvaardbaar gezag.
Formele legitimatie vereenvoudigt het werken in de wereld vanwege de herkenbare gezagsbasis. Mogelijk heeft deze overweging, afgezien van allerlei spirituele of scholastieke redenen, de stichters van een officiële christelijke orde zoals Augustinus, Franciscus en Thersa van Avilla ertoe gebracht zich op eigen initiatief te voegen naar het apostolisch gezag van de paus.
In het boeddhisme is er geen centrale autoriteit die het stichten van een orde sanctioneert. Oefengemeenschappen (scholen, stijlen etc.) ontstaan gewoonlijk heel organisch - en niet enkel binnen het boeddhisme, denk aan de woestijnvaders. Bewustwording vindt plaats van binnen naar buiten, van individu tot collectief. Dat geldt ook voor de grondleggers van grote tradities, zoals Boeddha of Jezus, die zelf niet of slechts gedeeltelijk aansloten bij bestaande tradities. Differentiatie en groepsvorming vinden als vanzelf plaats op grond van de innerlijke ontwikkeling van het individu: in de schone kunsten, krijgskunst, wetenschap, ambacht, waar niet? Regulering ervan komt voort uit de functionele opzet van onze wereld; concreter: uit de identificatie door een of meerdere individuen met diezelfde wereld. Bodhisattva's maken deze identitficatie bewust tot een aspect van hun oefening.

[8] Het ik is niet in staat tot werkelijk geloven, in wát dan ook. Het is er als beperkt bedenksel (concept) niet echt voor ontworpen; daarvoor is het te willekeurig gebouwd, te utilitair bedoeld. Ik ben vooral gespitst op voordeel en bedacht op risico, dus geïnteresseerd in waarheid ben ik niet echt als dat niks oplevert. Mijn diepste motief is macht, houvast, niets verloren laten gaan, overleven, het lichaam met zijn toebehoren koesteren.
Een ik ervaart daarom geen vertrouwen in het leven en zal niet in staat zijn zichzelf te vertrouwen of werkelijk lief te hebben, laat staan enig ander. Dit maakt egoïsme tot een intrinsiek corrupte levenshouding: je opereert op basis van berekening, onbegrip en zelfbedrog; als het erop aankomt blijk je zelfs voor jezelf niet te vertrouwen, volg je geheime agenda's, verborgen opties en onbewuste invloeden. Misdaad kun je in een dergelijk scenario niet uitsluiten. Daarom zijn legitimatie en moraal - ter preventie - een standaardvoorziening in onze samenleving.

[9] Er is het reële risico - de soetra's spreken ervan - dat wereldse oriëntatie onze kleinheid zozeer activeert dat je het eigenlijke doel uit het oog verliest, dus dat je het spoor kwijtraakt en terugvalt in illusie en verwarring.
Er zijn voorbeelden van zen-gezagsdragers die zich ophangen aan hun regalia, die bewijzen verzamelen, diploma's tonen of schaamteloos en dharma-onterend vertellen over hoe 'je natuurlijk graag naar Japan gaat om een zenmeester te worden'. De grenzen tussen werkelijkheid en waan, spiritualiteit en therapie, liefde en egoïsme liggen niet vanzelf vast, die moeten wij zélf vaststellen en innemen. Sterker nog: wijzelf zíjn die grens, wij zijn het versmeltingspunt van beide polen. Maar als de intrinsieke eenheid in alle dualisme niet gezien wordt en dus niet gehanteerd kan worden, is er vooral pijnlijke verwikkeling en misverstand.

[10] Hier schuift de betekenis van "legitimeren" in de richting van "noodzaken" in plaats van "verantwoorden". Je zou dit kunen interpreren als: enkel lijden (nood) doet ons betrouwbaar op zoek gaan naar onszelf.

[11] Breet, Jan de & Janssen, Rob: Majjhima-Nikaya - De verzameling van middellange leerredes 2; Suttas 51-100. Rotterdam 2004, p. 288.

[12] Binnen de zentraditie is transmissie (ceremoniële dharma-overdracht) een gebruikelijk onderdeel van het curriculum. Dit specifieke onderdeel is in de loop der tijd niet alleen gaan fungeren als magisch element ter versterking van de leerling in zijn of haar toekomstig leraarschap, maar ook als legitimatiesymbool (integriteit, continuïteit) naar buiten toe. Die legitimatiefunctie is in wezen van maatschappelijke aard, ter ondersteuning van betrouwbaarheid en gezag van de school, traditie of leraar. Zo bezien is transmissie geen inhoudelijk, didactisch element, geen bevrijdend middel voor de leerling; het is een afscheidsritueel, een voltooiingsact.
Enkele overwegingen over formele legitimatie op spiritueel gebied:
• in de Pali-soetra's bevestigt Boeddha meermaals dat monniken die zonder verdere begeleiding in afzondering hebben geoefend, realisatie hebben gevonden.
• Mahakashyapa, de eerste zenpatriarch, was niet de enige leerling die door Boeddha erkend werd in zijn realisatie.
• er bestaan meerdere scholen binnen het boeddhisme - en in extensie: meerdere spirituele tradities in de wereld; zen is niet de enige stroom waarbinnen verwerkelijking te vinden is.
• zenmeesters hebben vaak meer leerlingen bevestigd dan publiekelijk bekend is; velen ervan opereren anoniem.
• het initiatief om afscheid te nemen (te vertrekken op pelgrimage, elders een tempel te openen, les te gaan geven of te gaan kluizenaren) kan ook van de leerling komen.
• certificaten (diploma's) kunnen gewaardeerd of verscheurd worden, het eerste als teken van dankbaarheid, het tweede als teken van onafhankelijkheid.
• blijkens de Chinese en Japanse zen-annalen kan men als monnik of asceet onverwachts lastig gevallen worden met het verzoek om te komen fungeren als leraar in een oefenplek of tempel of klooster.

[13] Het contact met een leraar kan elke vorm aannemen en het succes van de relatie wordt nergens gegarandeerd. Niet elke leraar vindt vanzelfsprekend opvolgers, terwijl anderzijds iemand als Huineng zomaar een "gast voor één nacht" (Yongjia) op bezoek kreeg die genoeg had aan eenmalige bevestiging. Hongzhi, een gerenommeerd leraar uit de Soto-school die meer dan dertig jaar had lesgegeven en vele honderden leerlingen had, schreef aan het eind van zijn leven een brief aan Dahui, een collega-leraar uit de Linji-school, waarin hij hem verzocht een opvolger te zoeken voor het abtschap van zijn klooster; blijkbaar zag hij voldoende redenen om, ondanks het ontbreken van interne kwaliteit, de school te laten voortbestaan. Een dikke honderd jaar tevoren voelde Dayang zich genoodzaakt eenzelfde maatregel te nemen: 'Dayang vreesde op zijn tachtigste dat zijn Soto-school geen waardige opvolger zou krijgen en verdwijnen zou bij zijn overlijden. Daarom nam hij de zeer ongebruikelijke stap om hulp te vragen bij de eminente leraar Fushan uit de Linji-school.' (Ferguson, Andrew: Zen's Chinese heritage; the masters and their teachings. Boston 2000, p. 335)
Dat Hongzhi niet echt geneigd zal zijn geweest concessies te doen uit opportunisme of omwille van afgeleide motieven moge blijken uit de volgende onderrichting: 'Wanneer de boeddha's het over de Dharma hebben, gebruiken ze enkel goudkleurige blaadjes om kinderen van het huilen af te houden. Wanneer de stamhouders het onderricht overdragen, dreigen ze alleen maar met een lege vuist. Wie op dit punt is aangekomen moet werk maken van zelfbeheersing, zelfverwerkelijking, zelfverheldering. De boeddha wordt in ieder mens individueel verwerkelijkt en de Dharma kan jou niet worden aangereikt door iemand anders. Begrijp je dit, dan ben je een groot beoefenaar, een ware voddenpijmonnik, en dan heb je de grote kwestie met succes voltooid. (Ferguson, Andrew: Zen's Chinese heritage; the masters and their teachings. Boston 2000, p. 421)
Voor meer info over Hongzhi, zie Leighton, D.T.: Vruchtbare leegte; de stille verlichting van zenmeester Hongzhi. Bloemendaal 2002.

[14] De Boeddha zei: 'Een bodhisattva die aan het begin staat en zich wil bekwamen in de vervolmaking [paramita] van wijsheid en in de andere vijf vervolmakingen [vrijgevigheid, beheersing, geduld, inzet en concentratie] moet zijn goede spirituele vrienden [gidsen, leraren] onderhouden, liefhebben en waarderen; zij immers zullen hem duidelijk maken hoe deze wijsheid beoefend wordt.' (Conze, Edward: The large sutra on perfect wisdom. Berkeley 1975, p. 367)